Vertalingen put off EN>NL
to put off | opschorten (ww.) ; zeuren (ww.) ; zeiken (ww.) ; zaniken (ww.) ; weifelen (ww.) ; voor zich uitschuiven (ww.) ; vertragen (ww.) ; verschuiven (ww.) ; uitstellen (ww.) ; twijfelen (ww.) ; treuzelen (ww.) ; teuten (ww.) ; talmen (ww.) ; rekken (ww.) ; opschuiven (ww.) ; hannesen (ww.) ; druilen (ww.) ; drentelen (ww.) ; dralen (ww.) ; aarzelen (ww.) |
put off | afdoen ; uittrekken ; uitkrijgen ; uitdoen ; de deur wijzen ; afzetten ; afschepen ; afpoeieren ; afleggen |
Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages
Voorbeeldzinnen met `put off`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
EN: adjournEN: confuseEN: dallyEN: dauntEN: dawdleEN: deferEN: delayEN: deterEN: disconcertEN: discourage